Essay over de vervagende grens tussen het natuurlijke en het kunstmatige, verschenen in literair tijdschrift Sintel 9, 2024
Illustratie door Gert-Jan van den Bemd
Lees fragment:
Mijn hond en ik wandelen in de ochtendzon door een veld met boterbloemen van wel een meter hoog. We gaan zijn neus achterna en ik moet zeggen dat het veld een goede keuze is. Ik stel me voor dat de bloemen tot het hemelgewelf groeien en ik er volledig in ondergedompeld word. Alsof ik een VR-bril opzet. Overal zacht glanzende bloemblaadjes, krullende stengels en knoppen die bijna openbarsten. Lichtstralen die ertussendoor piepen. Nou ja, zoiets dus, de gedachte is kort, de hond trekt me alweer verder, door het riet, langs een bootje bij de waterkant en braamstruiken. Verderop zie ik een kat lopen – die hij haat – dus ik ben blij dat we van het pad afgeweken zijn.
Later die dag struin ik zonder hond door een museumzaal met bloemen. De ruimte is schemerig met zwarte wanden. Spotlichten schijnen vanaf het plafond op de witte plastic bloemen van zo'n beetje dezelfde hoogte als de boterbloemen. De stengels hebben geen bladeren. De bloemen zelf lijken op de klauwen van een kreeft. Genetisch gemodificeerde planten zouden het kunnen zijn. Hier en daar is een open plek waar wonderlijke wezens liggen. Ze zien er superrealistisch uit met echt haar en een matte huid. Zo heb je twee harige wezens die net iets meer op mensen lijken dan op apen. Ze liggen innig verstrengeld op een campingbed. Iets verderop ligt een baby met varkensoren op een picknickkleedje. De rug van de baby heeft de structuur van een rupsband. Hij oogt zacht en plooibaar. Een mens-dier-machine mix.
'Dit is een wereld waar dingen zich vermengen en in elkaar overlopen. Waar niets op zijn plaats blijft,' zegt de Australische kunstenaar Patricia Piccinini over haar tentoonstelling in de Kunsthal Rotterdam. Haar werk gaat over verandering en metamorfose. Mensen, planten en dieren zijn nu al zo aangepast dat je niet meer kunt zeggen waar het natuurlijke eindigt en het kunstmatige begint. Denk aan een mens met een pacemaker, pitloze druiven, of experimenten om embryo's te kweken in een lab. Het land waar ik met mijn hond liep is twintig jaar geleden opgespoten in het water, er is weinig natuurlijks aan. Waarschijnlijk is zijn uiterlijk, een ranke windhond, ook niet geheel toevallig zo ontstaan. Alles verandert. Niets blijft op zijn plaats.