Essay, gepubliceerd in literair tijdschrift Sintel 7, 2023, Met illustraties van Daan van Houten.
Bestel een nummer van Sintel!
Lees hieronder de eerste 300 woorden uit het essay:
‘Zij is gewoon émooo,’ riep een van mijn brugklasleerlingen, een jongen met bruin krullend haar. Uit meerdere hoeken van het lokaal kwam bijval. Het was niet de eerste keer dat ik leerlingen het woord ‘emo’ had horen gebruiken als een soort scheldwoord. Ze spreken het altijd uit met het nodige drama; hoofdschuddend en met een langgerekte o. En als ik vraag wat de definitie is, komen ze met zoiets als: ‘Emo’s dat zijn van die depressieve meisjes met blauw haar die zichzelf haten.’
Het was vrijdagochtend half twaalf, de lucht buiten bewolkt. Een actrice had een monoloog voor ons gespeeld in het kader van de Week tegen Pesten. Ze was net het lokaal uit. We schoven de voorste tafeltjes terug en kletsten nog wat na over de hoofdpersoon van de monoloog, Mila. Haar basisschoolvriendin Zoë werd gepest door Mila’s nieuwe vrienden en natuurlijk liep het helemaal uit de hand. Mila nam het niet voor Zoë op.
De fictieve Zoë werd door mijn leerlingen dus als emo bestempeld.
‘Waarom spreken jullie zo negatief over emo’s?’ vroeg ik in de laatste minuten van de les.
‘Ze zoeken aandacht.’
‘Waarom is het erg dat ze sombere gevoelens laten zien?’
‘Het is zó overdreven. Als ze nou normaal zouden doen,’ zei de jongen met het krullende haar.
‘En mij niet ermee lastigvallen,’ vulde zijn vriend aan.
‘Ze zijn gewoon anders,’ zei een wat serieuzere jongen op zachte toon.
Een meisje voorin zuchtte alleen maar, alsof ze wilde zeggen: die emo’s zijn gewoon raar, ik snap er niets van.
De bel ging en de klas stroomde leeg.
Ik snap het wel, zou ik ze willen zeggen, maar hoe vind ik de woorden om dit overtuigend – en niet belerend – te vertellen?